VAN ENGHEN (INGEN) Aert

VAN ENGHEN (INGEN) Aert

Mannelijk 1710 - 1773  (~ 62 jaar)

Persoonlijke informatie    |    Media    |    Gebeurteniskaart    |    Alles

  • Naam VAN ENGHEN (INGEN) Aert 
    Gedoopt 7 dev 1710  Heerewaarden Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats 
    Geboren dec 1710  Heerewaarden Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats 
    Geslacht Mannelijk 
    Overleden apr 1773  Lith Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats 
    Begraven 3 apr 1773 
    Persoon-ID I6  van Ingen | Tak Arnoldus van Ingen
    Laatst gewijzigd op 28 dec 2013 

    Vader VAN ENGHEN Jan Theunissen,   geb. ?, Alphen Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats,   ovl. <1745, ? Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats 
    Verwantschap geboorte 
    Moeder DE WEERT Dingena Jans,   geb. ?, Heerewaarden Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats,   ovl. 28 apr 1745, Heerewaarden Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats 
    Verwantschap geboorte 
    Getrouwd 5 mei 1701  Heerewaarden Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats 
    Gezins-ID F2  Gezinsblad  |  Familiekaart

    Gezin VAN DE BLACK Geertrudis,   geb. ?, Mook Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats,   ovl. nov 1778, Lith Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats 
    Getrouwd 5 mei 1737  Lith Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats 
    Type: Kerkelijk Huwelijk RK 
    Kinderen 
     1. VAN INGEN Antonius,   geb. feb 1738, Lith Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats,   ovl. ?, Alem- Maren en Kessel Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats  [geboorte]
     2. VAN INGEN Henricus,   geb. apr 1739, Lith Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats,   ovl. ?  [geboorte]
     3. VAN INGEN Coenrardus,   geb. mei 1740, Lith Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats,   ovl. 24 okt 1783, Megen Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats  (Leeftijd ~ 43 jaar)  [geboorte]
    +4. VAN INGEN Joannes,   geb. nov 1741, Lith Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats,   ovl. 10 mei 1807, Lith Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats  (Leeftijd ~ 65 jaar)  [geboorte]
     5. VAN INGEN Adrianus,   geb. mrt 1743, Lith Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats,   ovl. jun 1744, Lith Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats  (Leeftijd ~ 1 jaar)  [geboorte]
     6. VAN INGEN Joanna,   geb. nov 1744, Lith Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats,   ovl. 20 sep 1783, Lith Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats  (Leeftijd ~ 38 jaar)  [geboorte]
    +7. VAN INGEN Joannes,   geb. jan 1746, Lith Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats,   ovl. 23 okt 1795, Alphen Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats  (Leeftijd ~ 48 jaar)  [geboorte]
    +8. VAN INGEN Catharina,   geb. jan 1748, Lith Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats,   ovl. ?  [geboorte]
     9. VAN INGEN NN,   geb. 1749, Lith Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats,   ovl. 26 apr 1749, Lith Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats  (Leeftijd 0 jaar)  [geboorte]
    Laatst gewijzigd op 25 dec 2013 
    Gezins-ID F3  Gezinsblad  |  Familiekaart

  • Gebeurteniskaart
    Link naar Google MapsGedoopt - 7 dev 1710 - Heerewaarden Link naar Google Earth
    Link naar Google MapsGeboren - dec 1710 - Heerewaarden Link naar Google Earth
    Link naar Google MapsGetrouwd - Type: Kerkelijk Huwelijk RK - 5 mei 1737 - Lith Link naar Google Earth
    Link naar Google MapsOverleden - apr 1773 - Lith Link naar Google Earth
     = Link naar Google Earth 
    Pin Legenda  : Adres       : Locatie       : Stad/Dorp       : Gemeente/Graafschap       : Staat/Provincie       : Land       : Nog niet ingesteld

  • Documenten
    Doop Aert van Enghen
    Doop Aert van Enghen
    1710
    Den 7 december
    V: Jan Theunissen van Enghen,
    M: Dingena Jans de Weert,
    K: genoemd Aert,
    (er werden geen getuigen genoemd)
    Eerder gehuwd in Mook
    Eerder gehuwd in Mook
    Blijkens een inschrijving in de DTB registers van Mook bleek dat Arnoldus en Geertruyt reeds op 28 april 1737 in Mook in het huwelijksbootje waren gestapt.
    Later deden zij het nog eens over in Lith. Had de pastoor in Lith dit geweten ????
    Huwelijksinschrijving Heerewaarden
    Huwelijksinschrijving Heerewaarden
    Arnoldus van Enghen j.m. [jongeman] van Heerewaerde met Geertruyt van Blaek j.d. [jonge dochter]. Op attestatie alhier vertoont dat ondertrouwt. Geproclameert drie maele onverhindert de laeste mael daer van attestatie gegeven om te trouwen den 2 Mey 1737.
    Huwelijksinschrijving Lith
    Huwelijksinschrijving Lith
    mei 1737
    Gehuwd Arnoldus van Inge en Geertrudis van de Black
    Getuigen ?..[Wat heeft meneer pastoor hier in vredesnaam geschreven?] Cornelius Zeelants en Maria de Grood
    Pastoor H. Peijmans
    Het verdwenen Lijk blad 1
    Het verdwenen Lijk blad 1
    Aert werd als getuige gehoord nadat iemand, na een steekpartij op de Dijk in Lith, voor het huis van Aert was overleden. De overledene werd kennelijk het huis van Aert ingesleept, waarna het op onverklaarbare wijze verdween. De Drossaard van Lith stelde een onderzoek in, waarbij Aert en zijn vrouw werden verhoord.Aert en Geertruy wisten natuurlijk van niets. Over het voorval werden vijf pagina's opgenomen in de Rechterlijke akten van Lith



    Ondervraging van
    - Aart van Ingen,

    - Geertruij, zijn huisvrouw,

    - Jan Coenen Rovaal,

    - Peeter van Breugel,

    - Antonij alias Toon van Velthoven

    in de Raadcamer van Lith voor Johan van Nouhuijs, drossaard van de heerlijkheid Lith.

    “Off sij Deponenten op den 25en Deser maant September 1738 ten huysen of ontrent het huijs van Aart van Ingen niet hebben gesien Aart van Balgoyen Soldaat onder het Regiment van den Colonel Pallandt inde Compagnie van de Capiteyn de Rooij Commandeur op het fort Sint Andries Des avonts ontrent aght off negen uren.”
    Aart en Geertruij verklaren “Aart van Balgooyen des avonts wel aan haar [=hun] huijs gesien te hebben, maar niet te weten hoe laat dat was.” De anderen antwoorden de vraag bevestigend.
    Het verdwenen Lijk blad 2
    Het verdwenen Lijk blad 2
    “Off sij deponenten niet hebben gesien dat Aart voors vegtende was op den Dyk ontrent het huijs van Aart van Ingen met een Keerel van Dreumel, en hoe den selven is genoempt.”
    Aart en Geertruij weten van niets.
    Jan Rovaal verklaart Aart van Balgooyen “te hebben sien staan vegten met messen tegens seeker kerel van Dreumel genaampt Toon Jacobs gewoont hebbende bij Peeter Goossens de Byl en mede alle instanties aangewendt te hebben om deselve van den anderen te schyden.
    Peeter van Breugel heeft niets gezien, maar wel gehoord dat “imandt syde Scheyt ter uyt Aart, het is nimmendal”. De twee zijn met messen in de hand elkaar achterna gegaan en Aart van Balgooyen zou hebben gezegd “Sydij een braaf keerel Compt boven op den Dyk.”
    Toon van Velthoven zag wel dat er gevochten is, maar zonder messen te hebben gezien. Verder zag hij dat de twee door Jan Rovaal gescheiden werden; na te zijn weggegaan, heeft hij niets meer gehoord of gezien.
    Het verdwenen Lijk blad 3
    Het verdwenen Lijk blad 3
    “Off sy deponenten den voors soldaat met die van Dreumel niet vegtende siende met de bloote messen, Aart van Balgoyen niet doot ter aarden hebben sien vallen sonder een woort te spreken”.
    Aart en Geertruij weten hier niets van.
    Jan Rovaal verklaart Aart van Balgoyen “met het bloote mes in de handt wel te hebben sien vallen maar ook wederom op te hebben sien staan en andermaal op syn partij te hebben sien aanvallen, verder hem niet te hebben sien dood blyven vermits [=omdat] [hij] in huijs gingh, maar naderhand na huijs gaande gemelten Aart van Balgoyen te hebben vinden Liggen en nogh hooren gurgelen.”
    Peeter van Breugel verklaart dat Aart van Balgoyen “ verder met het mes in de handt op syn partij is toe gevallen, dat hij daar op willende toe schieten om te schyden, den Neder geslagene al ter neder gevallen was eer hij erby kon comen en hem nogh verschyde malen te hebben hooren snakken en dat immediaat daarop doot bleeff.”
    Het verdwenen Lijk blad 4
    Het verdwenen Lijk blad 4
    Off den voors. Nedergeslagene en doode, niet in het huijs van Aart van Ingen is gebraght.”
    Aart en Geertruij bevestigen dit.
    Jan weet er niets van, want hij is naar huis gegaan.
    Peeter van Breugel heeft Aart van Balgoyen in het huis gebracht zien worden en zien liggen.
    Het verdwenen Lijk blad 5
    Het verdwenen Lijk blad 5
    “En terwijl beright wordt dat den Nedergeslagene uijt het huijs van Aart van Ingen snags is weggehaalt tussen den 21en en 22en 7ber 1700 en achtendertigh off sy deponenten direct, of indirect niet weten off hebben hooren seggen wie het doode lighaam van voors soldaat nogh heeft gehaalt gehadt.”
    Aart en Geertruij verklaren “des morgens wel gewaar geworden te syn dat bovengemelte dood lighaam van syn deel of agterhuijs was weggenomen, maar direct of indirect niet te weten wie sulx gedaan had.”
    De andere deponenten zeggen daar niets van te weten.
    Alle deponenten hebben de eed afgelegd in handen van de heer Johan van Nouhuijs, drossaard.

    Lith, 25 september 1738

    Aart tekent met “aart van engen”,

    Geertruij met “gertruijde”,

    Jan Rovaal met “ijan koenen roovaal”,

    de beide andere getuigen stellen een merk.
    Schulden 222 gulden blad 1.
    Schulden 222 gulden blad 1.
    Aart van Ingen, inwoner en herbergier te Lith, is op 03-12-1751 naar notaris Samuel Loeff in Den Bosch geweest in verband met de schuld van 222 gulden tegen 2% interest aan Francis van Berkel, getrouwd met Hendrien de Waerdt te Uden, en aan Jan de Weert.
    Waarvan Akte,
    20-01-1752

    Alsoo Aart van Yngen inwoonende Herbergier alhier op den derden December 1700 een en vyftigh compareerde voor den Notaris Samuel Loeff en getuygen binnen de stadt sHertogenbosch en hadde bekent wel ende deugdelyk schuldigh te syn op verbant van syn persoon en goederen present ende toekomende van heden dato deses over een jaar te sullen voldoen ende betaalen aan Francis van Berkel als in huwelyk hebbende Hendrien de Weerdt woonende tot Uden en aan Jan de Weert een Capitaale somma van twee hondert twee en twintig guldens met den intrest van dien tegens twee guldens van het hondert tot twintig stuyvers het stuk goet gangbaar gelt ideren gulden gerekent binnen de stadt sHertogenbosch vry van alle lasten egeene van dien uytgeschyden te leveren ende te vergelden sonder langer uytstel off eenigh tegenseggen en regte ofte daarbuyten overmits de opregte deugdelykheyt dese schult is spruytende ter saake van goede geleende ende wel aangetelde penningen ter somme voors: uyt hande van voornoemde Van Berkel tot syn contantement gehad en ontfangen gelyk hy comparant op heden dier acte hadde bekent ende beleden en gerenuntieert mitsdien van de excepties van ongetelden gelde ende gelooft ingevalle de voors: somme ten voorste dage niet en wierde gerestitueert, [doorhaling] dat in dien gevalle den intrest soude blyven loopen als voor tot de volle en effectueele voldoeningh en aflossinge toe des dat men dan soo by de Repetitie als Restitutie gehouden sal syn malkanderen te waarschouwen en opteyging te doen ende tot Meerder Securityt van den voors Francis van Berkel, en Jan de Weert ofte hunne actie en regt verkrygende soo verklaarden den als toen comparant bij gemelte acte onwederroepelyk te constitueeren en magtig te maaken den Eersten en alle andere Toonderen dier uytgemaakte
    Schulden 222 gulden blad 2
    Schulden 222 gulden blad 2
    acte omme de selve ten allen tyde tot syn comparants costen en lasten ter secretarye der stad sHertogenbosch en daar den Comparant moge wesen gegayt ende geErft te doen en laten Realiseeren ende Vernieuwen met gelofte op verband als voors het voors Realiseeren ende vernieuwen altyt voor goed vast stedigh ende van waarden te sullen houden en daar en tegens niets te sullen doen in Regten off daar in buyten en Eenigerhande manieren als breder blykende by gemelte acte, soo is gestaan voor schepenen deser Heerlykhyt Lith ondergeschreven Hendrik Pompen, [doorhaling] out Beurmeester alhier als toonder dier acte en gebruykende de magt hem by voors acte verleent ende gegeven, heeft het geene voors alhier gerealiseert ende verment geloovende op verband van voors Constituantens persoon en goederen hebbende ende verkrygende dat voors Realiseeren ende vernieuwen altyt voor goed vast stedigh ende van waarden te sullen houden en daar niets tegens te sullen doen en regten ofte daar buyten getuygen waarden hier over Robbert van den Heuvel en Rymer vander Meulen schepenen in Lith gegeven den twintigsten january 1700 twee en vyftigh
    Hendrick Pompe
    R:V:D:Heuvel
    R:V:D:Meulen
    My pres. JVDMeulen secret.
    Uitweegsken
    Uitweegsken
    Beter een goede buur dan een verre vriend. Zou dit spreekwoord in de tijd waarin Aert en zijn vrouw Geertruy leefden ook al hebben bestaan ? Uit de Rechterlijke archieven bleek dat Aert het aan de stok had met zijn buurman genaamd Aart van Oploo, die ook herbergier was. Het geschil ging over het recht van overpad, waarvoor Aert zelfs een procureur inschakelde om zijn belangen te behartigen. Hetgeen werd gedocumenteerd over dit geschil zou in onze bureaucratische tijd niet misstaan.

    In de verklarende teksten met als titel"-Bonje met de Buren- staan belangrijke fragmenten in de oorspronkelijke taal, het overige is samengevat weergegeven.

    Voor de duidelijkheid eerst de navolgende grove situatieschets (het noorden is boven). Deze geeft in grote lijnen aan waarover het geschil ging, het -uitweegsken-:
    Bonje met de buren blad 1
    Bonje met de buren blad 1
    26-07-1751

    Wij Johan Woerdenbagh Drossard, Jan Geerit van Schaardenburgh en Reijnder van der Meulen Schepenen in Lith tuijgen dat voor sijn gestaan ende gecompareert Henderik de Man out ontrent de vyf en negentigh jaaren en sedert 1600 vyf ent seventigh alhier tot Lith gewoont hebbende, mitsgaders Peeters Ryne Schuylenburgh gewesene Schutter alhier out ontrent de taggentigh jaare en altyt alhier gewoont hebbende en Styntje Bokke wedw wylen Jacob Neefkens out ontrent de sestigh jaaren mede woonagtigh alhier welke Comparanten na dat alvoorens door den Regter bode alhier gerigtelyken waaren geciteert, ter Requisitie van Aart van Ingen mede inwonende Herbergier alhier onder gestaafden ede hebben verklaart hun seer welkennelyk te sijn, dat seeker uytweegsken schietende agter van het heufken van des Requirants huysinge daar althans in woont westwaarts op de straat, agter neffens het heufken van de huysinge althans de kinderen en erfgenamen van Jan van Ude / daar naast aan gelegen / compeeterende, altyt door de possesseurs off bewoonders van des Requirants huysinge vredig is gebruykt sonder dat sy oyt gehoort hebben dat wegens het besit van het selve haar eenige questie off moyelykhyt is aan gedaan als voor het tegenswoordigh gevende sy laatste attestante voor Redene van welwetenthijt dat sy wel ontrent de veertigh jaaren in des Requirants huijsinge heeft gewoont alsoo het selve als toen aan haare ouders was competeerende die ook gemelte uijtweegsken vredig hebben gebruijkt, en hebben sy comparanten by de prelectuere deser verklaart het selve te wesen de opregte en cinceere waarhyt ende ter becragtiging van dien den eedt hier op afgelegt in handen van de Heer Johan Woerdenbagh Drossard deser Heerlykhyt Lith soo waarlyk magt hen godt almagtig helpen
    Bonje met de buren blad 2
    Bonje met de buren blad 2
    ten overstaan van Jan Geerit van Schaardenburgh en Rynier van der Meulen Schepenen deser voorsyde Heerlykhyt Lith. Aldus gepasseert binnen Lith desen ses en twintigsten Julij 1700 en een en vyftigh

    Dit is het hant X merk van Henderik de Man verclaart niet te konne schrijven.
    peeter renen schulberg
    Dit is het hant [zwarte vlek] merk van Styntje Bokke verclaart niet te konne schrijven.
    Johan: Woerdenbagh Drossard
    J:G:van Schaerdenburgh
    R:V:D:Meulen
    My prest J:V:D:Meulen
    Bonje met de buren blad 3
    Bonje met de buren blad 3
    14-11-1753
    Wij ondergetijkende Johan Woerdenbagh Drossard en Dijkgraaff der Heerlijkhijt Lith, mitsgaders Johan Paal President, Jan Geerit van Schaardenburgh, Adriaanus van der Straaten, Reijnier van der Meulen, en Robbert van den Heuvel schepene der voorsijde Heerlijkhijt Lith, verclaren ter Requisitie van Aart van Ingen, inwoonder alhier, ouclijre [?] inspectie in Loco genomen te hebben op seeker uijtweegsken schietende van seker erve agter der Requirands huijsinge gelegen, en door hem tot hoff werdende gebruijkt, tot op de gemijne straat, van welk uijtweegsken den Requirand ons was te kennen gevende, dat Aart van Oploo (althans competeerende de huijsinge vast neffens den Requirand staande) een varken van hem dat opgemelte uijtweg geluijert stond, heeft doen schutten, en in sHeeren Helder doen brengen, en aan hem voor schutgelt moeten betaalen seven stuijvers; naar welke gedane inspectie, en examinatie ons is voorgekomen dat gemelte uijtweegsken van den gepretendeerden hoff van Aart van Oploo is afgesepareert met een flieren [?] stegsken en met willigen daar ingepoot, en dat het selve soo ons berigt is van alle oude tijden herwaards
    Bonje met de buren blad 4
    Bonje met de buren blad 4
    heeft verstrekt tot een uijtweg voor het huijs van den Requirand, soo als ons ook is berigt van een man alhier altyt gewoont hebbende en nog woonagtigh, die segt hondert jaaren out te sijn, en gemelte uijtweegsken altijd bij de besitters van des Requirands huijsinge vredig tot nu toe te sijn gebruijkt, meer dan vijfftig off sestig Jaaren Herwaards, en nooijt gehoort of gesien te hebben, dat van gemelte hoofken off uijtweg is geschut, als nu.En alsoo wij niet ongegront sustineeren dat soo uijtweg als gemelte Heufkens aan den Capelse Wiel en gevolglijk de gemijnte competeerende alsoo de selve na ondersoek van alle soo oude als nieuwe quohieren in geen verpondingh nog andere lasten bekent staan, en vermids aan de ingeseten wel meer [doorhaling] werd gepermitteerd haare verkens op de gemijnte te huijsen, sonder dat deselve werden geschut, soo ist dat wij officier en schepene voorn: oordeelen, het verken door Aart van Oploo ten onregten te sijn geschut, en den selven geen sins bevoegt te sijn daar schutgelt van te vorderen het welke door ons aangemelten Aart van Oploo (aldaar in Loco bij de inspectie present sijnde geroepen, is bekent gemaakt den welken hier op tot andwoord heeft gegeeven, dat hij het uijtweegsken voor sig hielt volgens sijne brieven tot dat hij Requirand aantoonde dat het hem toequam Aldus gevisiteert desen veertienden November 1700 drie en vijfftigh per rest
    Johan Woerdenbagh Drossaard sec voor een en and
    Joh: Paal 3 19 0
    J:G:van Schaerdenburgh
    R:V:D:Meulen
    R:V:D:Heuvel
    J:V:D:Meulen secret.
    De Advocaat blad 1
    De Advocaat blad 1
    Om in de huidige tijd een civiele procedure bij de rechter uit te vechten dient men een advocaat in te schakelen. Kennelijk was dit in de tijd van Aert niet anders. Voor het geschil met zijn buurman riep hij de hulp in van een advocaat om hem te vertegenwoordigen.
    28-05-1754

    Aart van Ingen geeft de heer Bastjaan Nederburgh, procureur voor de Ed. Rade en Leenhove van Braband in 's-Gravenhage speciale last om namens hem in die Raad en dat Hof en voor alle heren, hoven, rechters en vierscharen op te treden jegens Aart van Oploo, inwoner van Lith, zowel van het doen schutten van zijn varken, als wegens het betwisten of toe-eigenen van zeker weggetje van de hof achter zijn huis tot op de gemene straat.
    De Advocaat blad 2
    De Advocaat blad 2
    Aart tekent met -aert van engen-.
    De Getuigen blad 1
    De Getuigen blad 1
    Zoals het in onze “moderne” rechtspraak [ons Wetboek van Strafrecht is, met uitzondering van enkele wijzegingen, pas uit 1810 ??] gewoon is werden in de tijd van Aert, voordat men een oordeel kon vellen, eveneens de nodige getuigen gehoord. Zou in die tijd de huidige stelregel “één getuige is géén getuige” ook al gegolden hebben ?

    [Bron RA Lith 94, f. 120v-122v]

    28-05-1754

    Interrogatoria off vraagpointen omme daar op tot instantie van Aart van Ingen inwoonder deser Heerlijkhijt Lith
    Deponenten ouderdom en woontplaats

    Deponenten ouderdom en woontplaats
    1 Geerit Schuylenburgh schutter out ontrent ses of seven en veertigh jaaren

    2 Toon Teunisse de Bijl out cirka vyff en vyftigh jaaren
    3 Willem Bukentop [althans vaarknegt diendende bij de wede Laastelyk van Hendrik de Weert] out twee off drie en twintigh jaaren

    4 Deponent Johannes Dijkhoff out cirka taggentigh jaaren

    5 Deponent Geurt van Wouw out in syn seven en dartigste jaar
    Attestanten alle woonagtig binnen dese Heerlykhyt Lith

    Tweede en Derde Deponente te weten Toon Teunisse de Bijl,1 en Willem Bukentop verclaren [...] waaragtig te sijn, dat de huijsvrou van Aart van van [sic] Ingen in den jaare 1700 drie en vijfftigh sonder den precisen tijt te weten aan haar2 attestanten heeft te kennen gegeven dat sij aan Aart van Oploo moest betalen seven stuijvers wegens

    het schutten van haar verken, en haar attestanten heeft versogt, off sij soo goed geliefden te sijn van met haar te gaan bij Aart van Oploo en aan te sien dat sij huijsvrouw van Aart van Ingen aan hem de gemelde seven stuijvers soude betalen, waar op sij attestanten verclaren met haar gegaan te sijn en gesien te hebben dat gemelte huijsvrouw aan Aart van Oploo het geld in sijn hand heeft overgegeven en bij hem is ontfangen sonder precies te weten hoe veel

    Vierde en vijffde Deponenten te weten Johannus Dijkhoff en Geurt van Wouw verclaren [...] den selven dag tijde dat de schou [alhier door Borgemeesters op straten en hijmtinge]wierd gevoert gesien te hebben dat Aart van Dinter soo hij sijde uijt ordere van Aart van Oploo een tuijn3 setten in het geschijt van Aart van Ingens hoff4 en het uijtweegsken naar de straat daar de questie over is

    dat wijders Aart van Ingen en sijn vrouw gemelten Tuijn wederom hebben afgebroken seggende dat een ander op haar erf off voor haar niet hoeden te hijmpten of tuijnen, dat daar op Aart van Ingen en sijn vrou paalen aan haar eijgen huijs hebben gehaalt en door haar5 kinderen doen brengen en getragt de hijmtingh te setten ten den [?] het uijtweegsken naast de staat aan, ende als toen gesien te hebben, dat Aart van Oploo en sijnen outsten soon Henderik van Oploo, telkens de paalen (die Aart van Ingen ende sijn vrouw in de grond sloegen om de hemtingh te maken) wederom uijt de gront trokken ende weg wierpen.

    Wijders hebben sij Deponenten voorn: een ijder in den sijne verclaart waar ende waaragtig te sijn [...] en naar Prelecture daar bij gepersisteert hebben sij ter verificatie van dien den eed hier op afgelegt in handen van de Heer Johan Woerdenbagh Drossaard deser Heerlijkhijt Lith met de waarden soo waarlijk helpen ons Godt Algmagtig binnen Lith desen agt en twintigsten

    Maaij 1700 vier en vijfftigh ten overstaan van Reijnier van der Meulen en Robbert van den Heuvel schepene in Lith

    Dit is het hand + merk van Geerit Schuijlenburgh verclaart niet te konne schrijve
    toon de bijl
    Dit is het hand merk van Willem Bukentop + verclaart niet te konne schrijve
    Dit is het hand merk van Johannus Dijkhof + verclaart niet te konne schrijve
    Gurt van Wou
    Johan Woerdenbagh Drossard
    R:V:D:Meulen
    R:V:D:Heuvel
    My prest JVDMeulen
    secret. v: Lith
    De Getuigen blad 2
    De Getuigen blad 2
    29-05-1754

    Compareerden voor Drossaard en schepenen van Lith Claas van der Hoeven, jaren en Hendrik Steenbakker, 65 of 66 jaren, beiden woonachtig te Lith, verklaren onder ede omtrent juni 1753 aanwezig te zijn geweest ten huize van Aart van Oploo toen de kinderen van Jan van Uden, te weten Toon, Jan en Dirk aan de ene en Aart van Oploo aan de andere kant met elkaar een contract van erfmangeling aangingen. De Van Udens gaven op in eeuwige erfmangeling hun huis naast de Bandijk tussen oostwaarts Aart van Ingen, westwaarts de straat, noordwaarts de Dijk tot de Dammes, waartegen Aart van Oploo twee hond lands achter de Heuf tussen noordwaarts Henderik Steenbakker, zuidwaarts Geerit van Nassouwe1 zou opgeven; Aart van Oploo zou daarenboven aan de Van Udens een som van ongeveer 120 gulden geven. De attestanten hebben gehoord dat de kinderen het huis met Aart van Oploo ruilden.
    De Getuigen blad 3
    De Getuigen blad 3
    Compareerden voor drossaard en schepenen van Lith Willem van Balgoijen, 32-33 jaar, en Jan van Balgooijen, 24 jaar, beiden te Lith, die onder ede verklaren op verzoek van Aart van Ingen, inwonende herbergier te Lith, dat tijdens de ?volder aardschou? in de herfst van 1753 op de Maasdijk bij Aart van Oploo, inwonende herbergier te Lith Willem geordonneerd heeft het hout op de knotwilgen aan weerszijden op een straat of uitweggetje van een hof of erf achter het huis van Aart van Ingen tot op de gemene straat, waarover - zo zij begrepen hebben - tegenwoordig een kwestie is, af te hakken.
    Willem is naar het weggetje gegaan, Aart van Oploo heeft hem een [trap-]leer en een bijl nagebracht en de eerste heeft het hout gekapt.
    Jan verklaart dit te hebben gehoord en gezien; Aart van Oploo heeft hem beloofd het hout dat Willem gehakt had, bijeen te rapen en over een vlierheg op een zeker erf te gooien, dat door hem voor een hof gehouden werd, wat hij ook deed. De zoon van Aart van Oploo, Hendrik, heeft geholpen het hout op te rapen en over het vlierheggetje te gooien.
    Door het oog van de Naald.jpg
    Door het oog van de Naald.jpg
    Uit de akte blijkt dat Aert niet alleen herbergier was maar tevens winkelier. Dat het leven van een herbergier/winkelier in die tijd niet over rozen ging blijkt wel uit de navolgende akte waarin staat beschreven dat een kennelijk ontevreden klant, zijnde de meestersmid [een smid lijkt mij geen kleine jonge], zijn ongenoegen uitte middels bedreigingen en mishandeling. Wie drinkt dan ook om 8 uur in de ochtend jenever ?
    26-08-1755

    Ondervragingen ter secretarie van Lith van
    Aart van Ingen, 47 of 48 jaar oud,
    Geertruij van den Blok, zijn huisvrouw, circa 50 jaar - Aart en Geertruij verklaren een herberg te houden en ‘winkel te doen’ te Lith,
    Hendrien van Daalen, huisvrouw van Hermen Looijmans, circa 47 jaar, en Anne Marie van Dinther, dienstmaagd van Aart van Ingen, circa 20 jaar.

    Op 25 augustus 1755, ‘s morgens om ongeveer 8 uur, kwam Henderik Sloth, meestersmid te Lith, bij Aart en bestelde een glas jenever. Zodra Henderik het ‘soopje’ kreeg, heeft hij het tot twee keer toe naar Aart gebracht. Hij vatte alles verkeerd op en maakte aanstonds ruzie met Aart en Geertruij en hen “met verschyde lasterlyke en infurieuse woorden [doorhaling] bejegent”. Het echtpaar verklaart dat Henderik Aart voor een “schobjack” uitmakende, “met een vuyst in syn gesigt heeft geslagen, en met syn elleboogh op syn borst gestooten en dat daar op [...] in syn sack [...] tastende syn mes ten halven heeft getrockken sonder dat egter sy tweeden Deponente vermits als toen aan des linker syde van Henderik Slot stont het bloote mes heeft konnen sien”.
    Aart verklaart dat “so dra hy sag dat Henderik Sloth syn mes begon te trekken hij om sig selven te salveeren de vlugt uyt syn keuken op de geut en vervolgens door de Deeldeur uytgenomen en sonder hem eenige Resistentie te hebben gedaan om ongelukken te verhoeden[.] [D]e tweede Deponente verclaart mede haaren man te hebben sien vlugten”. Daarna heeft Henderik tot twee maal toe Geertruij aangevallen en in haar gezicht en op het hoofd geslagen.


    Geertruij heeft geprobeerd Henderik met een stok te keren, maar “in syn quaadaardigheyt voortvarende” heeft hij zijn mes tegen haar getrokken en haar een tweede keer aangevallen, “haar soo danigh met de vuyst of handt in haar gesigt en wel meest op haar hooft heeft geslagen, dat de Nerf daar af is, sustineerende sy Deponente dat hij sulx met de vuyst daar het mes in had en met een heft van het mes heeft gedaan”.
    Geertruij verklaart dat zij moest vluchten om zich te redden “en haar Diensmeyt en in huys synde kinder belast om hulp te Roepen en dat sy selfs mede om hulp heeft moeten Roepen al vlugtende”.
    Aart verklaart dat hij “op het jammerlijk hulp roepen van syn kinder en mydt wederom na syn huys is koomen lopen en door syn sydeur in syn huys is gekomen, en gesien te hebben dat Henderik Sloth reeds uyt syn huys op den dyck stondt onder het volck en niet beters te weten als dat hy Henderik Sloth vroeg [“]wat sy ik hier schuldig[“,] sonder dat hy weet of hy syn vermelt gelag heeft betaalt dan niet ook als toen hem geen mes te hebben sien hebben”.

    Hendrien van Daalen verklaart dat zij naar het huis van Aart van Ingen was gekomen “om een paar clompen voor haar kint te kopen, en als toen gesien te hebben, dat Hendrik Sloth de vrouw van Aart van Ingen in haar ijgen huijs met sijn hand in haar gesigt sloeg sonder dat sij iets in de hand had, en dat sy [...] daar op tegens hem sijde [“] Hendrik siet wat gij doet[“,] want een wijf kan men ligt slaan, dat sij [...] daar op uijt den huijs op den Dijk Liep, en dat vrou van Ingen daar op hulp roepende mede aan de deur is comen Lopen dat gemelten Hendrik Sloth daar op uijt den huijs is gekomen, en als toen Duijdelijk gesien te hebben dat hij sijn bloot mes in de handt had en in het uijtgaan van het huijs in sijn sak stak”.
    Hendrien verklaart niet gezien te hebben dat Geertruij Hendrik gemolesteerd heeft “eerst als dat sy op Henderik Sloth [...] omdat hy haar man in syn ygen huys had geslagen [...] en syde dat sulx vlugge werk was en dat Henderik Sloth antwoorde [“]Vlug my niet of ik sal u aan uwen bast slaan[“}.

    Anne Marie van Dinter verklaart als dienstmaagd bij Aart van Ingen te wonen en voor een gedeelte bij het geval aanwezig te zijn geweest “en als toen in de keuken komende gesien te hebben dat Henderik Sloth haaren Baas Aart van Ingen in sijn eigen huijs met sijn vuijst of hand in sijn gesigt heeft gestoten of geslagen, sonder dat hij haarens wetens Hendrik Sloth eenige reden of quaat woort heeft gegeven, dat daar op haaren Baas op sijn geut is gevlugt en vervolgens de DeelDeur uijt sonder dat sij Deponenten als toen eenige scheltwoorden heeft gehoort”

    Anne Marie van Dinter tekent met een soort S,
    Aart tekent met “aart van engen”,
    zijn vrouw met “gertruij van der black” en
    Hendrien plaatst een +,

    Aert als Voogd
    Aert als Voogd
    19-07-1751

    In de volgende acte worden Dirk de Roos te 's-Hertogenbosch en Aart van Ingen te Lith, testamentaire voogden over Hendrien en Jan de Weert, minderjarige kinderen van wijlen Hendrik de Weert, in wettig huwelijk verwekt bij zijn eerste vrouw Maria de Roos. In hun kwaliteit verpachten zij goederen van de onmondige kinderen voor de termijn van drie jaren tot de laatste december 1753. De goederen liggen op de Bergen onder Heerwaarden over de Maas.
    Op 2,75 hond land op de Bergen wordt ingezet door Mattijs van Inge; Aart van Inge als een van de borgen.
    Op 20 hond genaamd het Willige Weertje op de Bergen wordt ingezet door ?vrou van Inge; vier slagen van Aart van Inge, die zelf borg is.
    Aart ondertekent met -Art van Engen-.
    Aert van Ingen laat Schip bouwen
    Aert van Ingen laat Schip bouwen
    Zoals reeds eerder vermeld was Aert niet alleen herbergier maar ook winkelier. Kennelijk was dit niet voldoende voor Aert en ging hij ook in de visserij. Niet zoals wij zouden denken met een hengel aan de Maas zitten, Aert liet zijn eigen schip bouwen en dat voor een bedrag waarvoor men heden ten dage nog geen rooiebootje kan kopen.

    De kosten van het schip werden uiteindelijk na de dood van Aert afbetaald. In de navolgende akte staat vermeld dat alles was betaald d.d. 9 september 1773.

    03-02-1761

    Aldewijl den Mr scheepstimmerman Matthijs Boers, binnen Nijmegen woonagtigh voor ons Aart van Ingen en Geertruij van de [doorhaling] Plack egtelieden op sijne aldaar hebbende scheeps Timmerwerf een vaartuigje gebout ent selve en t zelve [sic] aan ons EL: op heden ingevolge bestek klaargelevert heeft, en dan wij EL: de daar voor verackoordeerde somma in eenen Termijn niet hebben konnen voldoen of betaalen. Zo verclaren wij voors: EL. kragt en ondertekening deses aan U en ten behoeven van opgemelte scheeps Timmerman Matthijs Boers en, Wendeline Pels egtelieden voor ons en onse erve alnogh per reste schuldig te wesen eene somma van twee hondert en sestigh gls welke voors: somma van 260 gls wij EL: beloven in drie termijnen aan handen voors: off ordere te sullen voldoen, en wel op den 17o janurij 1762, hondert gls op den 17o janurij 1763 taggentig guldent en dan laastelijk op den 17o janurij 1764 de resterende taggentig guldens, tegens betalingh [nieuwe pagina]
    Off voldoeningh van welke laasten Termijn als dan mede een generale quitantie aan zijde van boven geno scheeps Timmerman zal gepasseert en afgegeven werden.
    Tot naekominge en stiptelijke voldoeninge vant geene voorschreve staat, verbinden wij egtelieden onse personen, gerede en ongerede goederen, geene van dien gereserveert of uijtgesondert, en wel in specie t boven genoemde vaartuijgje alsmede onse behuijsinge en Landerijen binnen de Hoge en vrije Heerlijkhijt Lith, Mijerije s:Bosch gelegen, willende en begerende dat dese onse schultbekentenisse na ondere in deselve geradieert [?] en gevestigt sal werden; ende dat alles onde renuntitatie van alle bedenkelijke exeptien den inhoude deses eenigsins contravierende en onder eerdere submisse als na regten, actum binnen Nijmegen den 17o januarij 1700 een en sestigh waare getijkent Aart van Ingen, Geertruij van Enge geboren van de Plack
    Aldus geregistreert desen derden Februarij 1700 een en sestig ten overstaan van de ondergelijkende schepenen
    Johan:Woerdenbagh
    C:V:D:Meulen
    J:V:D:Meulen
    secret.

    Marge:
    Bij quitantie van Matthijs Broers [sic] aan de ondergetijkenden Drossaart en schepen vertoont, is gebleken dat Aart van Ingen, schultbekentenisse in deeze nevensgaande acte vermeldt heeft voldaan ende betaalt Actum Lith den negende september 1700 drie en tseventigh
    P:B:Papo
    B:Pijll
    P:J:H:Fenema
    secret.
    Overlijden Aert
    Overlijden Aert
    April 1773. Den 3e Dito, begraaven Aart van Inghen.
    De Erfenis
    De Erfenis
    Zoals wij reeds zagen was Aert ook in het bezit van een schip, een ‘waay-aak’ die, kort na zijn overlijden, door de weduwe werd overgedragen aan de kinderen, getuige de navolgende akte, opgemaakt kort na het begraven van Aert, op 10 mei 1773.

    Compareerde op heeden den tiende Meij 1700 drie en t seventigh voor de ondergeetekende scheepenen van Groot Lith, Geertruijd van de Black weduwe wylen Aart van Ingen, wonagtig binnen deese Heerlykheyt Lith, welke comparante verklaarde, bij ende mits deesen haar zelven dood te maaken [d.w.z. haar wilsbeschikking te annuleren], ende haar Togt ende bij leeven aftegaan in een schip zynde genaamd een waaij-Aak, welk schip ofte waaij Aak voor deezen heeft toebehoord en bevaaren is geweest bij wylen haar man Aart van Ingen, ende het zelve in volle eygendom te cedeeren ende overteege[…]en mits deesen aan ende ten behoeve van Toon van Ingen, Coen van Ingen, Jan van Ingen, Johanna van Ingen, Johannes van Ingen [nieuwe pagina] ende Catharina van Ingen alle kinderen van voornoemde Geertruijd van de Black wede wylen Aart van Ingen te gelijk met alle zo voordeelige als nadeelige lasten en servituten en syn op heeden ter secretarije van Lith gecompareerdt Toon van Ingen, Coen van Ingen, Jan van Ingen, Johanna van Ingen, Johannes van Ingen en Catharina van Ingen, en verklaarden gesamentlyk gemelde afgang van Togt te accepteren, op dit alles zyn sij wedersyds verbindende hunne personen ende goederen hebbende ende verkrygende. Aldus gepasseert datum ut supra ten overstaan van [doorhaling] Pontiaan Albertus van Twist en Willem Sins, schepenen in Lith.
    gertruij van enge
    antonie van engen
    dit is + het merk van Coen van Ingen verklaart niet te kunnen schryven
    ian van ingen
    Dit is het merk van Johanna van Ingen + verklaart niet te kunnen schrijven
    Dit is X het merk van Johannes van Ingen verklaart niet te kunnen schryven
    Catharina van ingen
    P:H:van Twist
    W: Sins
    PHv: Fenema

    [Een aak is een scheepstype waarbij de vlakgang in kop en kont tot aan het dek of het bovenboord toe loopt; dit wordt een heve genoemd. Er is meestal geen voorstevenbalk en er zijn geen stuiten, booghouten, verdikte berghouten aan de kop en de kont, zoals wel te zien zijn bij skûtsjes en tjalken. Er is ook weinig zeeg, dat wil zeggen dat de lijn van het berghout (de dikke gang rondom het hele schip, de stootrand) of de bovenbouw niet zo hol is.
    Een waai kan een wiel (ontstaan na een dijkdoorbraak), of een schepnet waarmee men van boord af vist vangt, zijn. Varen in een wiel brengt je niet ver, dus een waai-aak zal een vissersscheepje zijn.]
    De Erfenis deel II
    De Erfenis deel II
    Kennelijk waren Aert en Geertuyt in het bezit van onroerend goed. Na het overlijden van Geertruyt verkopen Thomas Jansen, man van Johanna van Ingen, te Lith; Toon van Ingen te Maren; Jan van Ingen te Alphen; Catherina van Ingen, weduwe van Johannes Esselaar, nu te Lith; mede namens Coenraadt van Ingen; ieder een zesde part in een huis en hof aan de Bandijk tussen de Maas en de Capelse Wiel, geërfd van hun ouders, aan broer Johannis van Ingen, te Lith.

    Thomas Jansen, als man en momboir van Johanna van Ingen, woonagtigh alhier, Toon van Ingen woonagtig te Maren, Jan van Ingen, woonagtig te Alphen in Gelderlandt, Catharina van Ingen, wede wijlen Johannes Esselaar thans woonagtig alhier, alle zig mede ford en sterk makende voor haaren absente broeder Coenraadt van Ingen ider voor een sesde part, in een huijs en hoff saande alhier aan den Bandijck, oost belendt de wede Claas Verhoeven, west Andries Verscheure streckende van de Rievire de Maas, tot de Cappelse Wiel, haar Transportanten, aangekomen van haar ouders zoo zij Transportanten verklaarde, hebbende zij Transportanten een ider haar geregte een sesde part bij deesen wettelijk en erffelijck verkogt, gevest ende opgedraagen, gelijk zij zijn doende zijn [sic] bij ende mits deesen, aan en ten behoeven van haren Broeder Johannis van Ingen waar in de verkrijger is competerende een ses[de] part meede woonende alhier, omme het selven huijs en hoff als verkrijger met den erfregten van dien te hebben en te besitten eeuwiglijck en erffelijk en met den aligen regten haar Transportanten daar inne eenigesints in competerende […][Z]ijnde gemelde huijs en hoff volgens verklaring van de Transportanten vreij alodiaal goet geen Leen subject, op vijff hondert guldens Aldus gevest binnen Lith, op heeden den seventiende Julij 1700 twee en taggentig ten overstaan van Bartholomeus Pijll en Pontiaan Albertus van Twist scheepenen in Lith
    Dit is het merk van Coenraet + van Ingen verklaart niet te kunnen schryven
    Dit + merk steld, Tomas Janse, verclaart niet te konnen schrijven
    Testis P:H:v:Fenema / Testis B:Pijll / antoni van ingen / ian van ingen / Deweede esselaar Catharina van ingen / B:Pijll [sic] / P:A:van Twist / PHvFenema.